e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wieg wieg: weeg (Kessel) wieg [SGV (1914)] III-2-2
wiel rad: rāt (Kessel), meervoud  rāi̯.ǝr (Kessel) Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.] I-13
wielewaal wielewaal: wielewaal (Kessel) Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] III-4-1
wierook wierook: wierook (Kessel) Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wierookkorrels wierook: wierook (Kessel) Wierookkorrels. [N 96B (1989)] III-3-3
wierookvat wierooksvat: wierooksvaat (Kessel) Het wierookvat [wiereksvat, wieresvaas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wijden wijden: wieje (Kessel) wijden [SGV (1914)] III-3-3
wijn wijn: wien (Kessel), wīēn (Kessel) wijn [RND], [SGV (1914)] III-2-3
wijnazijn wijn-edik: wienêk (Kessel) wijnazijn [SGV (1914)] III-2-3
wijnstok, wingerd wingerd: wingerd (Kessel, ... ) [SGV (1914)]wingerd [SGV (1914)] I-7