33678 |
zand, zandgrond |
zand:
zanjtj (L298p Kessel)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
liester (L298p Kessel)
|
lijster [SGV (1914)]
III-4-1
|
21403 |
zaniken, zeuren |
zaniken:
zanike (L298p Kessel),
zeuren:
zeure (L298p Kessel)
|
zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)]
III-3-1
|
23614 |
zedenpreek |
preek:
preik (L298p Kessel)
|
Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19560 |
zeef |
zeef:
zeef (L298p Kessel)
|
zeef [SGV (1914)]
III-2-1
|
19472 |
zeemlap |
zeem:
zēm (L298p Kessel),
ziëm (L298p Kessel)
|
zeem (leder) [SGV (1914)] || zeemleren voorwerp waarmee de ruiten worden afgedroogd [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19644 |
zeepsop |
sop:
sop (L298p Kessel),
zeepsop:
zeipsop (L298p Kessel, ...
L298p Kessel)
|
Hoe noemt u de oplossing van zeep en water? (zeepsop, zeepnat) [N 104 (2000)] || sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)]
III-2-1
|
25140 |
zeer warm weer |
hits:
hèts (L298p Kessel)
|
hitte [SGV (1914)]
III-4-4
|
23657 |
zegen aan het eind van de mis |
zegen:
zeigen (L298p Kessel)
|
De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23662 |
zegen met het allerheiligste |
zegen:
zeigen (L298p Kessel)
|
De zegen met het Allerheiligste. [N 96B (1989)]
III-3-3
|