e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
breuk breuk: brēūk (Kessel) breuk [SGV (1914)] III-1-2
brevier brevier (<lat.): breeveer (Kessel) brevier [SGV (1914)] III-3-3
brief brief: breef (Kessel), brê.f (Kessel) brief [RND], [SGV (1914)] III-3-1
briesen bruisen: brūsǝ (Kessel) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
broeden, op eieren zitten broeden: brø̄i̯ǝ (Kessel) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren kloek: kluk (Kessel) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broeder broeder: broeder (Kessel), broor (Kessel) broeder [SGV (1914)] || Een lager lid van een kloosterorde die geen kerkelijke wijding bezit, broeder [bruur, broeder]. [N 96D (1989)] III-3-3
broederschap broederschap: broodersjap (Kessel) broederschap [SGV (1914)] III-3-3
broederschap van de heilige kindsheid heilige kindsheid: heilige kinsheid (Kessel) De broederschap van kinderen die als doel had de heidense kinderen, vooral die in China, op te voeden, Broederschap der H. Kindsheid [Hèllige Kinsheid]. [N 96D (1989)] III-3-3
broeibak broeibak: breubak (Kessel) [SGV (1914)] I-7