e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
daas (tabanidae) dees: dês (Kessel) daas (paardenvlieg) [SGV (1914)] III-4-2
dagelijkse zonde dagelijkse zonde: dagelijkse zunj (Kessel) Dagelijkse zonde [leslieje zung]. [N 96D (1989)] III-3-3
dak dak: dāk (Kessel) Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.] II-9
dal, vallei laagte: liëgte (Kessel) laagte [SGV (1914)] III-4-4
damesfiets damesfiets: damesfiets (Kessel) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
damesmantel mantel: manjtjel (Kessel), manjtjels (Kessel) mantel [SGV (1914)] || mantels (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
damesonderbroek vrouwluiboks: vrouwluu boks (Kessel) Onderbroek voor vrouwen. [DC 62 (1987)] III-1-3
damp, stoom damp: damp (Kessel), stoom: sjtoum (Kessel) damp van kokend water [DC 28 (1956)] || stoom [SGV (1914)] III-4-4
dar dreen: drēn (Kessel), drę̄n (Kessel) Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.] II-6
darm darm: derm (Kessel), dèrrəm (Kessel), dérrəm (Kessel) darm [DC 02 (1932)] III-1-1