e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekenaat dekenaat (<fr.): deikenaat (Kessel) Een dekenaat. [N 96D (1989)] III-3-3
deksel deksel: dèksel (Kessel) deksel [SGV (1914)] III-2-1
dempig dempig: dɛmpex (Kessel) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
denken denken: dinke (Kessel) denken [SGV (1914)] III-1-4
dennenappel dennenknop: denneknoep (Kessel) dennenappel [SGV (1914)] III-4-3
dennennaalden spitser: [ ? - moeilijk leesbaar]  sjpitster (Kessel) dennennaald [SGV (1914)] III-4-3
deugniet deugniet: deugneet (Kessel, ... ) deugniet [DC 11 (1942)], [SGV (1914)] III-1-4
deur deur: dø̄r (Kessel) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
diarree schijt: šīt (Kessel) Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] I-11
dief dief: deef (Kessel) dief [SGV (1914)] III-3-1