22655 |
drijftol |
drijftol:
drijftol (L298p Kessel),
geseldop:
geiseldop (L298p Kessel, ...
L298p Kessel),
gijseldop (L298p Kessel),
kokkerel:
koekerel (L298p Kessel, ...
L298p Kessel)
|
drijftol [SGV (1914)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)] || tol (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkensbak:
dreŋkǝs˱bak (L298p Kessel)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
33366 |
drinkbak voor de koeien |
drinkbak:
(mv)
dreŋk˱bɛk (L298p Kessel)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
20499 |
drinken |
drinken:
drinke (L298p Kessel, ...
L298p Kessel,
L298p Kessel),
met v-tje op de i
drìnkə (L298p Kessel)
|
drinken [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glās (L298p Kessel),
pint:
pent (L298p Kessel)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
kuil:
kūl (L298p Kessel)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
25128 |
droog weer |
droog:
drueg (L298p Kessel),
drûûch (L298p Kessel)
|
droog [DC 45 (1970)], [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
afdroogdoek:
aafdruugdook (L298p Kessel),
handdoek:
hantjdōk (L298p Kessel),
schotelsplag:
sjôtelsplak (L298p Kessel)
|
de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
34228 |
droogrek |
rek:
rɛk (L298p Kessel)
|
Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.]
I-11
|