e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heermoes kattenstaart: -  kattesjtert (Kessel), kattestaart: katǝštɛrt (Kessel), paard(s)staart: pɛrtštɛrt (Kessel), paardsstaart: -  perdsjtert (Kessel) Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] I-5, III-4-3
hees, schor hees: heis (Kessel) hees [SGV (1914)] III-1-2
heilig heilig: heilig (Kessel, ... ) heilig [SGV (1914)] || Heilig [hèllig, hillig]. [N 96D (1989)] III-3-3
heilig hartbeeld heilig hartbeeld: h hartbeeld (Kessel) Een beeld van Jezus die zijn hart toont (H.Hart). [N 96A (1989)] III-3-3
heilige hostie hostie (<lat.): hostie (Kessel), ons heer: oos hier (Kessel) De H. Hostie die men ontvangt. [N 96B (1989)] || Ons Heer, als teerspijs [ózzen Herrejod]. [N 96D (1989)] III-3-3
heiligen, zaligen heiligen: heilige (Kessel) De zaligen, de heiligen in de hemel. [N 96D (1989)] III-3-3
heiligenbeeld beeld: beelde (Kessel), heiligenbeeld: heilige beelde (Kessel) De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] || Een beeld van een heilige, gemaakt van hout, aardewerk, gips e.d. [N 96B (1989)] III-3-3
heiligenmedaille medaille (<fr.): medalie (Kessel) Een rond of ovaalvormig lichtmetalen plaatje waarop Jezus of een heilige is afgebeeld [medalje, medallie, medallieje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
heimwee heimwee: heimwië (Kessel) heimwee (hebben als iemand ergens niet kan wennen en erg naar huis verlangt, zegt men: Hij heeft (veel/erg/zon) .... [DC 45 (1970)] III-1-4
heizode ros: ros (Kessel) Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] I-8