id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24877 | herik | herik: hērek (Kessel), hɛrek (Kessel), - herik (Kessel), herrik (Kessel) | herik (Sinapis arvensis) [DC 17 (1949)] || Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.] I-5, III-4-3 |
34145 | herkauwen | neringen: nēreŋǝ (Kessel), nēreŋǝn (Kessel) | Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.] I-11 |
24458 | hermelijn | wezel: wezel (Kessel) | hermelijn [DC 07 (1939)] III-4-2 |
17779 | hersenen | hersens: herses (Kessel) | hersenen [SGV (1914)] III-1-1 |
23258 | het angelus luiden | angelus: angelus (Kessel, ... ) | Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)] || Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
19647 | het gras maaien | (het) gras maaien: graas mèje (Kessel) | Wat is bij u de uitdrukking voor \'het gras afmaaien\'? (afdoen, afsnijden) [N 104 (2000)] III-2-1 |
19638 | het licht aandoen | het licht aanmaken: ⁄t lich aanmake (Kessel) | Wat zegt u tegen \'het licht aansteken\'? (aandoen, aanmaken, aandraaien) [N 104 (2000)] III-2-1 |
23609 | het misboek omdragen | omdragen: omdrage (Kessel) | Het misboek omdragen, van de epistel- naar de evangeliezijde van het altaar brengen. [N 96B (1989)] III-3-3 |
23983 | het schuifje krijgen | het schuifje krijgen: sjuufke kriege (Kessel) | Het gebruik om het schuifblad in de biechtstoel te sluiten wanneer de biecht wordt uitgesteld en de biechteling niet geholpen kan worden omdat er redenen zijn om aan het berouw of aan het vervullen van de voldoening te twijfelen [het deurken/vensterken kr [N 96D (1989)] III-3-3 |
19768 | het vuur aansteken | aanstoken: aanstoaken (Kessel) | aanstoken [SGV (1914)] III-2-1 |