e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inkuilen inkuilen: enkule (Kessel) De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19] I-5
inspannen inspannen: enšpanǝ (Kessel) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
introïtus introtus (<lat.): introitus (Kessel) De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)] III-3-3
inzouten inzouten: inzaote (Kessel), zouten: zoate (Kessel) Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)] || zouten (mv.?) [SGV (1914)] III-2-3
jaargetijde jaardienst: jaordeens (Kessel) Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)] III-3-3
jak jak: jak (Kessel) jak [SGV (1914)] III-1-3
jaloers jaloers: sjeloers (Kessel) jaloersch [SGV (1914)] III-1-4
jarig zijn jarig zijn: hē is jörig (Kessel), hè is jêûrig (Kessel), hê is jö:rig (Kessel), is ... jârig (Kessel) Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)] || Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] III-3-2
jas: algemeen jas: jas (Kessel, ... ), jes (Kessel) jas [SGV (1914)] || jassen (mv.) [SGV (1914)] || Zijn jas is helemaal vaal, op die van mij zitten vale plekken [DC 42B (1967)] III-1-3
jezuïet jezuet: jezuwiet (Kessel) Een Jezuiet [Jozefiet, Zjezwiet]. [N 96D (1989)] III-3-3