23779 |
kerstkribbe |
kerstkribbe:
kerskrib (L298p Kessel)
|
Een kerstkribbe [et kribche]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
kersmis (L298p Kessel)
|
Kerstmis [Krismes, Kriësmes, Keersemes, Korsmes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23770 |
kerstnacht |
kerstnacht:
kersnach (L298p Kessel)
|
De nacht van 24 op 25 december waarin Christus geboorte herdacht wordt, kerstnacht [krisnach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23775 |
kerststal |
kerststal:
kerssjtal (L298p Kessel)
|
Een kerststal. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
26667 |
ketsen, molenkar varen |
(koren) rondbrengen:
rontbreŋǝ (L298p Kessel)
|
Zakken graan of meel ophalen en thuisbrengen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord ømolenkarŋ het lemma ɛmolenkarɛ.' [N O, 38q; Vds 267; Jan 259; Coe 238; Grof 264]
II-3
|
24334 |
kever, tor |
kever:
kever (L298p Kessel),
meikever:
meikever (L298p Kessel)
|
kever [SGV (1914)] || kever, tor [DC 30 (1958)]
III-4-2
|
21461 |
kibbelen |
kibbelen:
kibbele (L298p Kessel)
|
kibbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
18208 |
kiel |
jas:
jas (L298p Kessel),
kiel:
keel (L298p Kessel)
|
Hoe noemt men de (korte) werkjas? [DC 09 (1940)] || kiel [SGV (1914)]
III-1-3
|
24513 |
kiem |
scheut:
sjeut (L298p Kessel)
|
scheut [SGV (1914)]
III-4-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
kienen:
kēnǝ (L298p Kessel)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|