e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kesseleik

Overzicht

Gevonden: 1489
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rot rot: WLD  rot (Kesseleik) Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)] III-2-3
rot, van fruit rot: WLD  rot (Kesseleik) Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)] I-7
rotten schrompelen: WLD  sjrompelen (Kesseleik) Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)] III-2-3
rotten, van fruit schrompelen: WLD  sjrompelen (Kesseleik) Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)] I-7
rozijn rozijn: WLD  rozien (Kesseleik) Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)] III-2-3
ruche ruche: ruš (Kesseleik) Geplooid (kanten) oplegsel aan dameskleren of een geplooide gerimpelde of klokkend geknipte reep stof. Er zijn twee soorten ruches, rechte en ronde, die verschillend worden geknipt. Zie afb. 47. [N 62, 42a; MW; monogr.] II-7
ruilen (als spel) tuisen: toesen (Kesseleik) Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)] III-3-2
ruisen van bladeren ruisen: WLD  roesen (Kesseleik) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] III-4-3
rukken rukken: rùkke (Kesseleik) Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw schraap: sjraap (Kesseleik) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2