22427 |
schutsboom |
schietboom:
sjeetbaum (L298a Kesseleik)
|
De lange staak waar bovenop een houten vogel is bevestigd die afgeschoten moet worden [schuttersboom, schutsboom, gaai, gaaipers, pers, wip, sprang]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20962 |
selderij |
selderie:
WLD
selderie (L298a Kesseleik)
|
Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
28799 |
serge |
serge:
sɛržǝ (L298a Kesseleik)
|
Licht gekeperde wollen stof waarvan de inslag minder glad en minder dicht is dan de ketting en slechts weinig in het gezicht komt. Volgens de informant van Q 16 is sergette serge waarin zijde is verwerkt. [N 62, 75d; N 59, 201]
II-7
|
20569 |
sigarenpijpje |
sigarenpijpje:
sigarepiepke (L298a Kesseleik)
|
sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23399 |
sint-annabeeld |
sint-anna-gedrien:
st anne gedrieen (L298a Kesseleik)
|
De beeldengroep gevormd door St. Anna met haar dochter Maria en haar kleinkind Jezus [St. Anna te drieën, St. Anna-trits?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22530 |
sint-jansbloem |
sint-janskruid:
st janskroeet (L298a Kesseleik)
|
De bundel bloemen en takken die als amulet in het bovenlicht van de deur wordt gehangen op St. Jan (24 juni) en die daar blijft hangen tot hij vergaan is [St. Jansros]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23429 |
sint-jozefaltaar |
sint-jozefaltaar:
sint jozefaltoar (L298a Kesseleik)
|
Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23400 |
sint-jozefbeeld |
heilige jozef:
heilige jozef (L298a Kesseleik)
|
Een beeld van de H. Jozef. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
WLD
sjarlot (L298a Kesseleik)
|
Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)]
I-7
|
22477 |
sjoelen |
sjoelen:
sjoelen (L298a Kesseleik)
|
Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|