e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kesseleik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slepen slepen: sjleipen (Kesseleik) Slepen: iets zo voorttrekken dat het over of langs iets glijdt (slepen, staarten). [N 84 (1981)] III-1-2
sliepuit sliepuit: sjlieep oet (Kesseleik) Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)] III-3-2
slijm slijm: sjliem (Kesseleik) Slijm: kleverige taaie stof, als afscheiding van de slijmvliezen (slijm, zwadder). [N 84 (1981)] III-1-2
slijtplek slijtplaats: šlītplāts (Kesseleik) Plaats waar een stof gesleten of doorgesleten is. [N 62, 44; MW] II-7
slijtsel sleet: šlēt (Kesseleik) Datgene wat van de stof of het kledingstuk afslijt. [N 62, 46] II-7
slikken slikken: slikken (Kesseleik) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim rap: rap (Kesseleik), slim: slum (Kesseleik), slum zien (Kesseleik) een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4
slimmerik slimmerik: slummerik (Kesseleik) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] III-1-4
sloffen sloffen: sjloeffe (Kesseleik) sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] III-1-2
slok slok: sjloch (Kesseleik) teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)] III-2-3