e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kesseleik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speld speld: špɛlt (Kesseleik) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
speldenkussen speldenkussen: spɛltǝkøǝsǝ (Kesseleik) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
speler die twee beurten heeft dam: dam (Kesseleik) Een speler die twee beurten heeft om het aantal gelijk temaken in bepaalde spelen [dam, dame]. [N 88 (1982)] III-3-2
spelletje potje: pøͅtjə (Kesseleik) Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] III-3-2
sperma sperma: sperma (Kesseleik) Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)] III-1-1
sperziebonen prinsessenbonen: WLD  prinsesseboêne (Kesseleik) De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] I-7
spetteren spetteren: spetteren (Kesseleik) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spiertje trekken zwegelen: zwegelen (Kesseleik) Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] III-3-2
spinnetje, driehoekige trens vliegje: vlēxskǝ (Kesseleik) Handgeborduurde hechting in de vorm van een driehoek, toegepast als versterking van de uiteinden van plooi, zak of split, of een vliegvormig gestikt hoekje tegen het uitscheuren. [N 62, 41b; N 59, 57; MW] II-7
spitse eind van een ei kop: kop (Kesseleik) Het spitse eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)] III-3-2