e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kesseleik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spitskool spitskool: WLD  spitskoël (Kesseleik) De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)] I-7
spitsroeden lopen door de kardoes gaan: door de kardous goan (Kesseleik) Tussen twee rijen mensen lopen die een stok hebben en daarmee slaan [door de cordons lopen, door de kardouzen moeten, spitsroeden lopen, spitskar]. [N 88 (1982)] III-3-2
splijtkool eeuwig moes: WLD  iewigmoos (Kesseleik) [N 82 (1981)] I-7
splitsing van de stam vork: WLD  vork (Kesseleik) Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)] III-4-3
spotten spotten: spotte (Kesseleik), spotten (Kesseleik) de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
sprokkelen sprokkelen: sprokkele (Kesseleik) Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)] III-1-2
sprookje sprookje: spreukske (Kesseleik) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
spruiten, uitbotten loten (krijgen): WLD  lût (Kesseleik) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3
spruw spruw: spruë (Kesseleik) Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel). [N 84 (1981)] III-1-2
spuiten spuiten: spuiten (Kesseleik) persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] III-1-2