e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kesseleik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
van zijn plaats rollen uitdenderen: oet gedenderd (Kesseleik) Van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen]. [N 88 (1982)] III-3-2
vanger bij krijgertje spelen tikker: tikker (Kesseleik) De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)] III-3-2
vanzelfsprekend natuurlijk: natuurlek (Kesseleik) vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)] III-1-4
vaste boord boord: board (Kesseleik), boordje: beurdje (Kesseleik) Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] III-1-3
vechten vechten: vechten (Kesseleik) ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1
veel drinken de dorst lessen: dorst lèssen (Kesseleik) drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] III-2-3
veel moeten betalen brokken: brokken (Kesseleik) veel kosten hebben, veel moeten betalen [brokken] [N 89 (1982)] III-3-1
veelvraat vreter: vrèter (Kesseleik) veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] III-2-3
veiligheidsspeld knipspeld: knepšpɛlt (Kesseleik), sluitspeld: šlūtšpɛlt (Kesseleik) Speld waarvan de punt in een dopje of haakje sluit, zodat men zich daaraan niet kan prikken en zij niet kan losgaan. [N 62, 50b; MW; monogr.] II-7
veldkruis veldkruis: veldkruuts (Kesseleik) Een kruisbeeld in het veld, langs de openbare weg opgericht [veldkruis, devotiekruis?]. [N 96A (1989)] III-3-3