24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
WLD
wortel (L298a Kesseleik)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24736 |
wortelhals |
kraag:
WLD
kraag (L298a Kesseleik)
|
De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
wrevelig:
wrevelig (L298a Kesseleik)
|
gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrieve (L298a Kesseleik)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vringe (L298a Kesseleik)
|
Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17888 |
wroeten |
woelen:
wûle (L298a Kesseleik),
wroetelen:
vreutele (L298a Kesseleik)
|
Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21903 |
wrokken |
wrok (zn.):
wrok (L298a Kesseleik)
|
een bitter gevoel hebben wegens aangedaan leed of onrecht, ook tegen de veroorzaker daarvan [wrokken, wringen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18976 |
wulps |
vet:
zie ook WLD III, 2.2. lemmata "onkuis"en "geil, wellustig
vet (L298a Kesseleik)
|
wellustig, vervuld van sterk zinnelijk genoegen [wulps, wuft, wups, vet] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21783 |
zaak |
bedrijf:
Algemene opmerking, geldend voor deze vragenlijst:
bedrief (L298a Kesseleik)
|
inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie, handel, enz. [bedrijf, zaak, gedoente, doen, gedoe, gedoendel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18393 |
zak in kledingstuk |
tas:
tes (L298a Kesseleik)
|
Hoe noemt U een van de zakken van een kledingstuk (tes, zak?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|