18064 |
bof |
bof:
bof (L298a Kesseleik)
|
Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20517 |
bokking |
bokkem:
bukkem (L298a Kesseleik)
|
haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21009 |
bolster van een noot |
bast:
WLD
bas (L298a Kesseleik)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
28746 |
bombazijn |
bombazijn:
bombazīn (L298a Kesseleik)
|
Sterk weefsel, thans van katoen, of met linnen ketting en katoenen inslag, aan de achterzijde geruwd, veel gebruikt voor voering, werkmansondergoed enz., vaak verward met pilo (Van Dale, pag. 402). [N 62, 93b; N 62, 89c; MW; monogr.]
II-7
|
20661 |
bonenkruid |
bonenkruid:
WLD
boenekroêt (L298a Kesseleik, ...
L298a Kesseleik)
|
Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
22464 |
boogschuttersgilde |
schutterij:
sjutterie (L298a Kesseleik)
|
Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24845 |
boomkruin |
kruin:
WLD
kroën (L298a Kesseleik)
|
De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22339 |
boomvruchten stelen |
stropen:
struipen (L298a Kesseleik)
|
Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
29071 |
boord |
boord:
bǭrt (L298a Kesseleik),
boordje:
bø̄rtjǝ (L298a Kesseleik)
|
Afzonderlijk stuk als afwerking of versiersel om de rand van een kleed. [N 62, 31b; MW]
II-7
|
28841 |
boordband |
boordeband:
boǝrbantj (L298a Kesseleik)
|
Het lint of de band waarmee men boordt. Boordband is geweven, niet rekkende naadband, gemaakt van katoen, zijde of synthetisch materiaal in een breedte van 1 cm (Het Beste Naaiboek, pag. 16). [N 62, 58a; N 59, 41; N 62, 58b; N 62, 58c; MW]
II-7
|