e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kesseleik

Overzicht

Gevonden: 1489
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lurken lurken: lorken (Kesseleik) lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)] III-2-3
lusje van de ceintuur lus: lus (Kesseleik) Hoe noemt U: een lusje van de ceintuur? [N 62 (1973)] III-1-3
lusten lusten: lösten (Kesseleik) lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)] III-2-3
luster luster: lystǝr (Kesseleik) Weefsel in effen binding geweven. Ketting van katoenen inslag van mohair-wol. Fijne wollen of halfwollen elastische, lichte en gladde stof, vooral gebruikt voor zomerkleding. [N 62, 75c; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.] II-7
maaivoeten maaibenen (zn.): mèjbein (Kesseleik) maaibenen: Met de voeten buitenwaarts gaan (maaibenen, maaien). [N 84 (1981)] III-1-2
maandag na driekoningen verloren maandag: verlore moandig (Kesseleik) De naam voor de maandag na Driekoningen [koppermaandag, verloren maandag, floramaandag]. [N 88 (1982)] III-3-2
maandag voor aswoensdag vastelavondsmaandag: vasteloavendsmoandig (Kesseleik) De naam voor de maandag vóór aswoensdag. [N 88 (1982)] III-3-2
maantje op de nagel maantje: meünkes (Kesseleik) maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)] III-1-1
mager schraal: sjroal (Kesseleik) mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)] III-2-3
mager worden afslanken: aafsjlanke (Kesseleik) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1