e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kesseleik

Overzicht

Gevonden: 1489
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meisje met wie men verloofd is vast meidje: vast mëdje (Kesseleik) verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] III-2-2
melig melig: WLD  mèlig (Kesseleik) Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)] III-2-3
melkdistel melkdistel: milkdistel (Kesseleik) Melkdistel (Sochus oleraceus) [N 92 (1982)] I-7
meloen meloen: WLD  meloen (Kesseleik) Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)] I-7
menen menen: mijne (Kesseleik) van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)] III-3-1
met de vlakke hand op iemands rug slaan add. klats (zn.): klaats (Kesseleik) Met de vlakke hand op iemands rug slaan [batsen, doezen]. [N 88 (1982)] III-3-2
met fakkels lopen add. fakkelzondag: fakkelzondig (Kesseleik) Met fakkels lopen op de eerste zondag van de vasten. [N 88 (1982)] III-3-2
met kleppers rondlopen klepperdag (zn.): klepperdaag (Kesseleik) Rondlopen met kleppers en ratels in de week vóór Pasen. [N 88 (1982)] III-3-2
met sneeuwballen gooien sneeuwballen: snieeballen (Kesseleik) Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] III-3-2
metworst plokworst: blokwors (Kesseleik) metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)] III-2-3