29093 |
pompen, vermaken |
veranderen:
vǝraŋǝrǝ (L298a Kesseleik)
|
Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW]
II-7
|
21170 |
ponton |
veer:
vèr (L298a Kesseleik)
|
een drijvende brug (ponton) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24490 |
populier (alg.) |
populier:
WLD
popelier (L298a Kesseleik)
|
De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21482 |
portefeuille |
portefeuille (fr.):
portefeullie (L298a Kesseleik)
|
de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21521 |
potlood |
potlood:
potloed (L298a Kesseleik)
|
een met hout omgeven staafje grafiet om mee te schrijven of te tekenen [potlood, crayon] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18833 |
potsachtig |
grollen:
grolle (L298a Kesseleik)
|
lachwekkend, met minder fijnzinnige humor [grollig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21525 |
potten? |
potten:
potten (L298a Kesseleik)
|
op zijn geld zitten; nauwelijks iets uit willen geven [potten, ponken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21834 |
praatje |
praatje:
preûtjes (L298a Kesseleik)
|
een waarschijnlijk onwaar bericht [praatje, praat, spraak, mare] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19320 |
pralerij |
geneuks:
geneuks (L298a Kesseleik)
|
een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23382 |
preekstoel |
preekstoel:
preekstool (L298a Kesseleik)
|
De preekstoel [preek-, prèèk-, predichsjtool?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|