e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessenich

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rug rug: rek (Kessenich), røg (Kessenich), rø̜q (Kessenich) de rug [ZND 29 (1938)] || rug [ZND m] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: røk (Kessenich) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
rugnet vliegennet: [vliegennet] (Kessenich) Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c] I-10
rugriem helpzeel: hɛlǝp˲zęi̯l (Kessenich), rugriem: rø̜krēm (Kessenich) Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69] I-10
ruilen (als spel) tuisen: tŭsə (Kessenich) Tuischen. [ZND m] III-3-2
ruin ruin: rȳn (Kessenich) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
runderhorzel, horzel horzel: runderhorzel; lang model wesp  hō.stəl (Kessenich) insect III [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderhorzellarve angel: aŋəl (Kessenich), angelsknobbel: aŋəlsknobəl (Kessenich), made: maai (Kessenich) larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] || worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderlapjes rindslapjes: Syst. Frings  rentšlɛpkəs (Kessenich) Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] III-2-3
rundvee vee: viǝ (Kessenich) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11