e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessenich

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneeuwen sneeuwen: snījə (Kessenich, ... ) sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] III-4-4
snoer karwatsje: kǝrwatškǝ (Kessenich), riem: rēm (Kessenich) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snuit snuit: snū.t (Kessenich) Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b] I-9
soep sop: Syst. Frings  soͅp (Kessenich) Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
soep van ingewanden gemachtsoep: Syst. Frings  gəmyəksoͅp (Kessenich) Soep van ingewanden, hart, nieren e.d. (tripsoep?) [N 16 (1962)] III-2-3
soldaatjes sopjes: Syst. Frings  søpkəs (Kessenich) Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)] III-2-3
sorteermachine aardappelenmolen: ɛrǝpǝlǝmø̄lǝ (Kessenich), sorteermolen: sǫrtērmø̄lǝ (Kessenich) Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32] I-5
sorteren met de hand omrapen: ǫmrāpǝ (Kessenich), sorteren: sǫrtērǝ (Kessenich) Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.] I-5
sorteren met de machine sorteren: sǫrtērǝ (Kessenich) Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33] I-5
spaak speken: spęi̯.kǝ (Kessenich) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13