e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessenich

Overzicht

Gevonden: 1585
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blauwe bosbes bosbeer: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  boͅsbīər (Kessenich) bosbes, alg. [ZND 01 (1922)] III-4-3
bleek bleek: e zuut zoea bleik uut (Kessenich), é is zoea bleik (Kessenich), ê zuut zoo bleik (Kessenich) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
bleek, flets zien bleek uitzien: e zuut zoea bleik uut (Kessenich) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] III-1-2
bliksem, bliksemflits weerlicht: wèrleechtj (Kessenich, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
bliksemen bliksemen: bliksemt (Kessenich, ... ), et bliksumtj (Kessenich, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
blinde vink blinde vink: Syst. Frings  blenj veŋk (Kessenich) Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)] III-2-3
bloedworst bloedworst: bloodwoost (Kessenich), bloodworst (Kessenich), blōtwō.st (Kessenich), Syst. Frings  blōtwōst (Kessenich) bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)] III-2-3
bloeien bloeien: blȳi̯ǝ (Kessenich) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4
bloem bloem: blō.m (Kessenich), blōm (Kessenich, ... ), Syst. Frings  blōm (Kessenich) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)] II-1, II-3, III-2-3
bloemperk bedje: beͅtšə (Kessenich) [Goossens 1b (1960)] I-7