e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessenich

Overzicht

Gevonden: 1585
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de eg lichten luchten: lø̜xtǝ (Kessenich) De eg tijdens het eggen met de egstok optrekken, om het onkruid e.d. van de tanden af te laten vallen. Om dit te bereiken kan men de eg ook laten "dansen": bij elke tweede stap trekt men de eg van achteren een weinig naar links (of rechts), waardoor ze een zigzaggende gang krijgt. Bij de onderstaande termen is het object steeds de eg. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 73 add.; N 11A, 166a; div.; monogr.] I-2
de gezamenlijke balken van de eg, het egraam balken: (sg ba.lǝk)  bɛ.lǝk (Kessenich) De eg bestaat uit een aantal hoofdbalken die onderling verbonden zijn door dwarsbalkjes of scheien. Tezamen vormen ze het raam van de eg. De in dit lemma opgenomen termen zijn van toepassing op de egbalken in het algemeen. Ze werden opgegeven als benaming voor zowel de hoofd- als de verbindingsbalkjes. Aan het eind van het lemma zijn een aantal voor zichzelf sprekende termen opgenomen, die betrekking hebben op het door hoofd- en dwarsbalkjes gevormde geraamte van de eg. [JG 1a + 1b; N 11, 69a + b; N 11A, 155c; monogr.] I-2
de grond vasttreden, aanstampen aantreden: ān[treden] (Kessenich) In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.] I-2
de hort op op jats: op jats zijn (Kessenich) Welke uitdrukking gebruikt men in Uw dialect voor: veel weg wijn, dikwijls niet thuis wezen? (Een dergelijke uitdrukkinng wordtt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaa [Lk 06 (1956)] III-3-1
de hort op? op schooi: op sjooi zeen (Kessenich) op merooi zijn: Kent u een woord: I. ---- (niet thuis zijn, de hort op zijn, vooral van vrouwen) II. andere uitdrukking [DC 43 (1968)] III-3-1
de merrie dekken dekken: dękǝ (Kessenich) Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9
de stal uitmesten uitmesten: ū.tmęstǝ (Kessenich) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de was bleken bleken: bleike (Kessenich) de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] III-2-1
de zeug naar de beer brengen drijven: drī.vǝ (Kessenich) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg deeg: deich (Kessenich), deig (Kessenich, ... ) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3