e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessenich

Overzicht

Gevonden: 1585
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leggen leggen: legə (Kessenich) leggen [ZND m] III-1-2
leiden leiden: lɛi̯ǝ (Kessenich) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lendenen en kuil lenden: lenjǝ (Kessenich), miltkuil(en): me.ljtjškūlǝ (Kessenich) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
lenen lenen: lī[ə}nə (Kessenich) leenen [ZND m] III-3-1
lenig gezwank: gezwank (Kessenich) Gebruikt men bij u een woord als zwak in de zin van lenig, buigzaam? Zo ja, hoe is dan de uitspraak? [DC 43 (1968)] III-1-1
leverpastei leverpastei: lɛ̄.vərpásteͅi (Kessenich) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst leverworst: lēͅvərwō.st (Kessenich), lèverwoost (Kessenich) leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
lichten (de stenen) losser zetten: lǫsǝr zętǝ (Kessenich), (de stenen) vaster zetten: dǝ ste̜j.n vastǝr ze̜tǝ (Kessenich), lichten: lø̜xtǝ (Kessenich) De molenstenen met behulp van de licht dichter bij elkaar of verder van elkaar brengen. Van een aantal opgaven is het onduidelijk of ze intransitief gebruikt worden dan wel een bepaalde term tot object hebben. Voor zover door de respondenten opgegeven, is in het woordtype het object tussen ronde haken vermeld. Het lemma is onderverdeeld in drie groepen. Het materiaal dat onder a) bijeen is geplaatst, bevat algemene benamingen voor lichten. In b) en c) zijn specifieke benamingen voor respectievelijk het verder uit elkaar brengen en het dichter bijeenbrengen van de molenstenen geplaatst. [N O, 23n; N O, 23o; Vds 107; Vds 108; Jan 140; Jan 149; Jan 150; Coe 121; Coe 122; Coe 123; Grof 143; Grof 144] II-3
lied, liedje liedje: leedje (Kessenich), dim.  lēṭə (Kessenich) Lied: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || Liedje. [ZND m] III-3-2
lies lies: lēs (Kessenich) Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] I-12