32853 |
nerf van de weide |
rislaag:
reslǭx (L370p Kessenich)
|
Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.]
I-3
|
33930 |
neusriem |
naasriem:
nāsrēm (L370p Kessenich)
|
Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|
34154 |
niet drachtig |
leeg:
lē̜x (L370p Kessenich)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
26280 |
niet in elkaar grijpen |
vastkammen:
vastkamǝ (L370p Kessenich)
|
Gezegd van kammen en staven, respectievelijk raderen die niet goed in elkaar grijpen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛin elkaar grijpenɛ.' [Jan 114; Coe 88; Grof 111]
II-3
|
20752 |
niknak |
niknakje:
Syst. Frings
nekneͅkskəs (L370p Kessenich)
|
Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
28593 |
nitraat |
nieterzout:
nitǝrzǭ.t (L370p Kessenich)
|
Zout van salpeterzuur. Deze stof gebruikt men eveneens ter bedwelming van de bijen. [N 63, 77c; JG 1a+1b; JG 2b-5, 10; monogr.]
II-6
|
22702 |
o.l.v.-hemelvaart |
grote lieve-vrouw:
groote lieve vrouw (L370p Kessenich),
onze-lieve-vrouw-hemelvaart:
olvrouw hemelvaart (L370p Kessenich)
|
Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
26678 |
olie slaan |
smout slaan:
smǭ.t ~ (L370p Kessenich)
|
In een oliemolen olie persen uit geplette en verwarmde zaden. Zie ook de lemmata ɛvoorslagblokɛ en ɛheiɛ.' [Jan 17; Jan 279; Coe 15 add.; JG 1b, add.]
II-3
|
20701 |
oliebol |
smoutbol:
Syst. Frings
smoət˂boͅl (L370p Kessenich)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
oliekoek:
Syst. Frings
ōlikōk (L370p Kessenich)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|