e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ketsingen

Overzicht

Gevonden: 926

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenvlaai aardappelvlaai: játāpəlvloͅj (Ketsingen), boerenvlaai: būrəvloͅj (Ketsingen) Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)] III-2-3
bolhoed: algemeen bolhoed: boͅlhūt (Ketsingen) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen hondsstal: hon(t)stal (Ketsingen) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bont als apart kledingstuk pels: nə pels (Ketsingen) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bontkraag pelsen kraag: pelsə krōͅx (Ketsingen) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel pelsen mantel: pelsə mantəl (Ketsingen) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boomgaard fruitwei: frøi̯t[wei} (Ketsingen), wei: wei}* (Ketsingen) I-7
boomstronk kont: də kont (Ketsingen) boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)] III-4-3
boomwagen veer: vē̜r (Ketsingen) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boordenknoopje bandjesknoopje: be͂ͅntšəsknøpkə (Ketsingen) boordeknoopje [N 23 (1964)] III-1-3