21781 |
bascule |
bascule:
voor het wegen van zwaardere lasten (19 - 250 kg)
bəskyl (Q176a Ketsingen)
|
Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)]
III-3-1
|
34501 |
bebroed bevrucht ei |
bebroed ei:
bǝbryt ęi̯ (Q176a Ketsingen)
|
[N 19, 54c]
I-12
|
34540 |
bedorven ei |
rot ei:
rǫt ē̜i̯ (Q176a Ketsingen)
|
[N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.]
I-12
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
stallen:
stɛl (Q176a Ketsingen)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|
21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de [ met een punt eronder staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!
bəkøstəgə (Q176a Ketsingen)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25103 |
benauwd en vochtig weer |
benauwd (weer):
bənāt (Q176a Ketsingen),
laf (weer):
làf (Q176a Ketsingen)
|
warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24916 |
bergx |
bergen (mv.):
mv.!
bèèrəch (Q176a Ketsingen)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|
19540 |
berkenbezem |
bezem:
bɛsəm (Q176a Ketsingen)
|
bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26051 |
berrie |
ber(r)en:
bęrǝs (Q176a Ketsingen)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
20629 |
beschuitpap |
melk met beschuiten:
meͅlək meͅt mašy(3)̄tə (Q176a Ketsingen)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|