e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ketsingen

Overzicht

Gevonden: 926
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijp vormen, rijpen rijmen: raímə (Ketsingen) vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)] III-4-4
rijp, rijmx rijm: raim (Ketsingen) rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)] III-4-4
rijstebrij rijstpap: rai̯spáp (Ketsingen) Rijstebrij (pötjesbulling?) [N 16 (1962)] III-2-3
rijstevlaai rijstvlaai: rái̯sfloͅj (Ketsingen) Vla bedekt met spijs van rijst [N 16 (1962)] III-2-3
rijzen, uit de aren vallen rijzen: ręi̯zǝ(n) (Ketsingen) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4
ringrups rups: rups (Ketsingen) ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)] III-4-2
rode koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Ketsingen) [N 3A, 125a] I-11
roep- en lokwoord voor de kip kjoets: kjūts (Ketsingen), sjiep: šip (Ketsingen), tsjiep, tjsiep: tšip, tšip (Ketsingen) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor een big ts, ts: ts, ts (Ketsingen) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus, kuus: kuš, kuš, kuš (Ketsingen) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12