e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ketsingen

Overzicht

Gevonden: 926

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bietenmolen krootmachine: krōtmǝšin (Ketsingen) Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d] I-5
bietenplantjes uitdunnen dunnen: dønǝ (Ketsingen) Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2] I-5
bietenriek krotenriek: krō.tǝrik (Ketsingen), krǫtǝrēk (Ketsingen) Riek om bieten mee te verplaatsen. Doorgaans met minder tanden dan de aardappelriek, maar wel met bolletjes aan de uiteinden van de tanden om de bieten niet te beschadigen. Bij krotengaffel, achter in het lemma, wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat het stuk gereedschap 8 tot 10 tanden heeft. Vergelijk ook de toelichtingen bij de lemmaɛs Aardappelriek en Bietenkopper. [N 18, 25a, 25b en 64; JG 1d; A 28, 3; monogr.] I-5
bietenrooier krootriekje: krōtrikskǝ (Ketsingen) Het stuk gereedschap dat werd gebruikt bij het uittrekken van de bietenknollen, voordat dit werk gemechaniseerd werd. Het is een ronde gaffel met een korte steel. Men steekt de gaffel naast de biet in de grond, drukt deze met de rechterhand omlaag en trekt tegelijk met linker de knol aan het loof omhoog. Bij mesthaak: in L 216 voegt men aan de opgave toe: "men gebruikte er de tweetandige mesthaak voor". [N 18, 33; monogr.] I-5
biggen werpen baggelen: bęgǝlǝ (Ketsingen) Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.] I-12
biggenmand baggenkorf: bagǝkørǝf (Ketsingen) Langwerpige gevlochten mand waarin men biggen naar de markt vervoert. Niet alle woordtypen duiden op een gevlochten mand. Een kurrenbak en een krat wijzen op een bak van planken gemaakt. [N 19, 29; monogr.] I-12
bijgooier bijgooier: bai̯gōi̯ǝr (Ketsingen) De bijgooier is de tussenpersoon tussen de afsteker van de wagen en de tasser in de schuur. Zie de toelichtingen bij de lemma''s ''graan stapelen in de schuur'' (5.1.11) en ''afsteker'' (5.1.12). [N 15, 50; monogr.] I-4
biljet van duizend frank biljetje van duizend frank: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de e met een punt eronder staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  bleͅtšə van 1000 fraŋk (Ketsingen), briefje van duizend frank: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de i staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  brifkə van 1000 fraŋk (Ketsingen) 1000 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van honderd frank biljetje van honderd frank: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de e met een punt eronder staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  bleͅtšə van 100 fraŋk (Ketsingen), briefje van honderd frank: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de i staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  brifkə van 100 fraŋk (Ketsingen) 100 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van twintig frank biljetje van twintig frank: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de e met een punt eronder staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  bleͅtšə van 20 fraŋk (Ketsingen), briefje van twintig frank: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de i staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  brifkə van 20 fraŋk (Ketsingen) 20 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1