e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ketsingen

Overzicht

Gevonden: 926

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biljet van vijfhonderd frank biljetje van vijfhonderd frank: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de e met een punt eronder staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  bleͅtšə van 500 fraŋk (Ketsingen), briefje van vijfhonderd frank: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de i staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  brifkə van 500 fraŋk (Ketsingen) 500 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van vijftig frank biljetje van vijftig frank: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de e met een punt eronder staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  bleͅtšə van 50 fraŋk (Ketsingen), briefje van vijftig frank: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de i staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  brifkə van 50 fraŋk (Ketsingen) 50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
billen batsen: batsǝ (Ketsingen) Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112] I-11
binder opbinder: ǫp˱bęnǝr (Ketsingen) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
binnenbeer binnenbeer: benǝbēr (Ketsingen) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnenzak binnenste maal: benəstə mōͅl (Ketsingen) binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3
blad van de zicht zicht: [zicht] (Ketsingen) Het gebogen ijzeren deel van de zicht dat aan de onderkant van de steel bevestigd is. Met de scherpe, holle kant wordt het koren, graan, enzovoorts gemaaid. Vergelijk de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 met name voor wat betreft de gelijkenis van het blad van de zicht met dat van de zeis, en ook de toelichting bij het lemma ''blad van de zeis'' (3.2.11) in aflevering I.3 en de daarbij horende kaart. Zoals bij de zeis vindt men ook hier, bij het "werkende deel" van het gereedschap, de benamingen van het gereedschap als geheel: zicht en pik. Zie afbeelding 5. Voor de fonetische documentatie van het woord [zicht] zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 70c; JG 1a; monogr.] I-4
blaten blaken: blǭkǝ (Ketsingen) Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.] I-12
bliksem, bliksemflits bliksem: blíksəm (Ketsingen) bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemen bliksemen: həd blíksəmt (Ketsingen) bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] III-4-4