e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ketsingen

Overzicht

Gevonden: 926
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vleiwoord tot de zogende zeug tse, tse: tsǝ, tsǝ (Ketsingen) Een vleiwoord roepen tot de zogende zeug om deze gerust te stellen. In plaats van roepen kan men strelen, met de emmer rammelen, de zeug krabben, klakkende of smakkende geluiden maken met de tong. [N 19, 11c] I-12
vlekziekte brand: brant (Ketsingen) Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.] I-12
vleugels in de wanmolen alpen: a.lǝpǝ (Ketsingen) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vlinderdasje strikje: strikskə (Ketsingen) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) mensenvlo: minsəvlō (Ketsingen), vlo: vlō (Ketsingen) mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vleu: vlø̄ (Ketsingen) vlo (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
vloertegel tichel: tyxəl (Ketsingen) een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)] III-2-1
voergang in de paardestal voerij: vrai̯ (Ketsingen) De gang, soms ook een grotere ruimte, in de paardestal vanwaaruit de paarden gevoerd worden. In de voergang sliep vaak de paardeknecht en stond de kist met haver en/of haksel (soms onder het bed van de knecht, Q 154). De voergang als slaapplaats van de knecht werd soms tot een apart vertrek in de paardestal. Als de knecht op zolder sliep, kon deze zolder ook wel met voederij aangeduid worden (Q 111). Zie ook de toelichting bij het lemma "slaapplaats van de knecht bij het vee" (2.3.10) en de daar genoemde lemmata. [N 5A, 59a en 59f; S 50; monogr.] I-6
voerschep scheppan: šøppan (Ketsingen), šø̜ppan (Ketsingen) Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b] I-11
vol-au-vent vol-au-vent: voͅlova͂ (Ketsingen) Pastei van bladerdeeg, vol au vent (vollevang?) [N 16 (1962)] III-2-3