34380 |
vleiwoord tot de zogende zeug |
tse, tse:
tsǝ, tsǝ (Q176a Ketsingen)
|
Een vleiwoord roepen tot de zogende zeug om deze gerust te stellen. In plaats van roepen kan men strelen, met de emmer rammelen, de zeug krabben, klakkende of smakkende geluiden maken met de tong. [N 19, 11c]
I-12
|
34348 |
vlekziekte |
brand:
brant (Q176a Ketsingen)
|
Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.]
I-12
|
33141 |
vleugels in de wanmolen |
alpen:
a.lǝpǝ (Q176a Ketsingen)
|
De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
18701 |
vlinderdasje |
strikje:
strikskə (Q176a Ketsingen)
|
vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24396 |
vlo (enk.) |
mensenvlo:
minsəvlō (Q176a Ketsingen),
vlo:
vlō (Q176a Ketsingen)
|
mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vleu:
vlø̄ (Q176a Ketsingen)
|
vlo (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19702 |
vloertegel |
tichel:
tyxəl (Q176a Ketsingen)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)]
III-2-1
|
33385 |
voergang in de paardestal |
voerij:
vrai̯ (Q176a Ketsingen)
|
De gang, soms ook een grotere ruimte, in de paardestal vanwaaruit de paarden gevoerd worden. In de voergang sliep vaak de paardeknecht en stond de kist met haver en/of haksel (soms onder het bed van de knecht, Q 154). De voergang als slaapplaats van de knecht werd soms tot een apart vertrek in de paardestal. Als de knecht op zolder sliep, kon deze zolder ook wel met voederij aangeduid worden (Q 111). Zie ook de toelichting bij het lemma "slaapplaats van de knecht bij het vee" (2.3.10) en de daar genoemde lemmata. [N 5A, 59a en 59f; S 50; monogr.]
I-6
|
34288 |
voerschep |
scheppan:
šøppan (Q176a Ketsingen),
šø̜ppan (Q176a Ketsingen)
|
Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b]
I-11
|
20755 |
vol-au-vent |
vol-au-vent:
voͅlova͂ (Q176a Ketsingen)
|
Pastei van bladerdeeg, vol au vent (vollevang?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|