e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ketsingen

Overzicht

Gevonden: 926

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Ketsingen) [N 3A, 130a] I-11
zwavelstok priempje: primkə (Ketsingen) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zweep van de koeherder smet: smęt (Ketsingen) Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146] I-11
zwenghout, spoorstok koppel: kǫpǝl (Ketsingen) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zwoord zwaard: zwōͅt (Ketsingen) De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] III-2-3
één frank frank: ps. omgespeld volgens Frings.  ənə fraŋ (Ketsingen) 1 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1