34074 |
jaarring |
ring:
(mv)
rɛŋǝ (L369p Kinrooi)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
21146 |
janplezier |
janplezier:
janplǝzēr (L369p Kinrooi)
|
Vierwielig rijtuig met zes tot acht banken voor een groot gezelschap. De koetsier heeft een aparte bok [N 17, 5; N 101, 12; N G, 51]
I-13
|
22435 |
jarig zijn |
verjaardag vieren:
verjaordaag vere (L369p Kinrooi)
|
zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
j"kə (L369p Kinrooi),
jøkə (L369p Kinrooi)
|
jeuken [ZND B1 (1940sq)] || jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vlug jong:
vløgjoŋk (L369p Kinrooi)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
dy(3)̄.vəlshōr (L369p Kinrooi)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
vogeltje:
vøgəlkə (L369p Kinrooi, ...
L369p Kinrooi)
|
vogeltje [ZND 04 (1924)]
III-4-1
|
34025 |
jong van een rund |
kalf:
kalf (L369p Kinrooi)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (L369p Kinrooi),
bax (L369p Kinrooi),
bagje:
bɛkskǝ (L369p Kinrooi)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
jonge gans:
joŋǝ gau̯s (L369p Kinrooi)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|