e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kikkerdril (2, bewerkt) (-)geut, gegeut: kwakərtəgô.t (Kinrooi) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkers kikkers: kikkers (Kinrooi), kwakkerten: kwarkǝrtǝ (Kinrooi) De ijzeren of houten bekjes aan de voorzijde van de roede waaraan het zeil wordt vastgemaakt. In l 381 waren de kikkers van hout omdat de molen houten roeden had. [N O, 5d; A 42A, 69; N O, 5e] II-3
kin kin: ken (Kinrooi) kin [N 10b (1961)] III-1-1
kind (algemene benaming) kind: kent (Kinrooi) kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)] III-2-2
kinderfluitje feepje: feepke (Kinrooi) een fluitje gemaakt uit de holle stengel van een paardebloem [fiepertje] [N 112 (2006)] III-3-2
kinderhemd kinderhemdje: kènjerhumke (Kinrooi) Kinderondergoed, kinderhemd [N 114 (2002)] III-1-3
kinderondergoed kinderondergoed: kènjeróngergood (Kinrooi) Kinderondergoed, kinderhemd [N 114 (2002)] III-1-3
kinderstoel kakstoel: k‧akstōl (Kinrooi) Stoel voor kleine kinderen op hoge poten met een armleuning en een tafelblad ervoor, eventueel met een potje onder de zitting (kakstoel, krokstoel, kloef) [N 79 (1979)] III-2-1
kinds debiel: debiel (Kinrooi), kinds: kins (Kinrooi), ze niet allemaal meer op een rij hebben: Die heeft ze neit allemaal op een rij  dae (ziej) heet ze neet allemaol mie op ein riej (Kinrooi) door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 115 (2003)] III-2-2
kinketting kiefketting: kēfkęteŋ (Kinrooi) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10