e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

Gevonden: 2913
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bekostigen? bekostigen: det kan ich neet bekostige (Kinrooi), det kan ich neet beköstige (Kinrooi), ps. omgespeld volgens Frings.  bəkøͅstəgə (Kinrooi) Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)] III-3-1
bellen aan het haam bellen: bɛlǝ (Kinrooi), kloteren: klōtǝrǝ (Kinrooi) Aan het haam zijn wel eens bellen bevestigd, waarvan er soms meerdere een krans kunnen vormen. Kloters zijn grote, ronde, koperen of bronzen bellen. Rongeltjes bestaan uit een krans van zeven tot acht kleine belletjes in verschillende tonen. [JG 1d; N 13, 14; monogr.] I-10
bellen aan het hoofdstel bellen: bęlǝ (Kinrooi), kloteren: klōtǝrǝ (Kinrooi  [(groter dan bellen)]  ) Soms kunnen er aan een hoofdstel bellen bevestigd worden, maar meestal gebeurt dat niet bij boerenpaarden. [N 13, 39] I-10
bemesten bemesten: bǝmęstǝ (Kinrooi), mest opvaren: męst˱ ǫp˲vā.rǝ (Kinrooi), mesten: męstǝ (Kinrooi) De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1
benauwd en vochtig weer benauwd (weer): benauwd.  bənaudʔ (Kinrooi), broeierig (weer): breujerig wèer (Kinrooi), laf (weer): laf (Kinrooi), laf.  lāf (Kinrooi), wassig weer: wessig wèer (Kinrooi) lucht bij vochtig en warm zomerweer [graslucht] [N 22 (1963)] || warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)] || zwoel, drukkend warm (mof, smoel) [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
benen (spotnamen) pikkels: pekəls (Kinrooi), staken: stākə (Kinrooi, ... ), stokken: stekə (Kinrooi), stompels: st"mpəls (Kinrooi), stømpəls (Kinrooi) benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] || benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] || benen: spotbenamingen [billewaage, pikkels, stekken] [N 10 (1961)] III-1-1
bengelen bommelen: boumələ (Kinrooi) bengelen [ZND B2 (1940sq)] III-1-2
bergmolen bergmolen: bɛ̄r(ǝ)x[molen] (Kinrooi) Een bovenkruier die op en voor een gedeelte in een kunstmatige heuvel is gebouwd. Zie ook afb. 8. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32d; Sche 5; monogr.] II-3
bergx bergen (mv.): mv.!  bèrrəch (Kinrooi) berg (bergen) [RND] III-4-4
berkenbezem berkenbezem: birkebèesem (Kinrooi), birkəbēͅsəm (Kinrooi) bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)] III-2-1