18238 |
oorknop |
knopje:
knøpkə (L369p Kinrooi),
oorbel:
Werd vroeger ook vaak voor oorringen gebruikt
ú:ərbael (L369p Kinrooi),
oorknopje:
oeërknupkes (L369p Kinrooi)
|
Oorknop. Sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
17615 |
oorlel |
oorlel:
oeërlel (L369p Kinrooi),
uərleͅl (L369p Kinrooi),
ú:əRlael (L369p Kinrooi)
|
oorlel, oorlelletje [N 10b (1961)] || Oorlel: afhangend lapje aan de oorschelp ((oor)lel, (oor)lelletje) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18237 |
oorring |
oorbel:
oeërbel (L369p Kinrooi),
oorring:
ú:əréŋ (L369p Kinrooi)
|
Oorring. Zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
19409 |
oorvormig handvat |
oor:
‧ūər (L369p Kinrooi)
|
Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24868 |
oot |
vlieghaver:
-
vle:gha:vər (L369p Kinrooi),
wilde haver:
-
welɛə ha:vər (L369p Kinrooi)
|
oot [wilde haver] [ZND 49 (1958)]
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
vlughaver:
vlø̄ghāvǝr (L369p Kinrooi),
wilde haver:
welǝ hāvǝr (L369p Kinrooi)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
22581 |
op de dril zetten (1 april) |
op de dril zetten:
oppen dril gezatj (L369p Kinrooi),
oppen dril zètte (L369p Kinrooi)
|
de onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17966 |
op de schouder zitten |
op de nek zitten:
bī vādər opə nak zetə (L369p Kinrooi),
poepernekje zitten:
pupərnaekskə zetə (L369p Kinrooi)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17949 |
op de tenen lopen |
op zijn tenen lopen:
op sən tîənə laupə (L369p Kinrooi)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22682 |
op de vingers fluiten |
op de vingers fluiten:
oppe vingers fluite (L369p Kinrooi)
|
op de vingers fluiten [schuffelen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|