id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17911 | persen | apprehensie maken: apręnsī mākǝ (Kinrooi), persen: pese (Kinrooi) | Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || Met kracht vloeistof door een nauwe opening persen (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen) [N 108 (2001)] I-11, III-1-2 |
24856 | perzikkruid | reuts: reutse (Kinrooi), reutse: rø̄tsǝ (Kinrooi) | perzikkruid [Goossens 1b (1960)] || Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5, III-4-3 |
18281 | pet: algemeen | klak: klak (Kinrooi) | pet, muts, klak [RND] III-1-3 |
33568 | peterselie | peterselie: petərsē.li (Kinrooi) | [Goossens 1b (1960)] I-7 |
19547 | petroleumlamp | hang-quinquet: (h)aŋkeͅnkē (Kinrooi), pètrole-lamp: petrollamp (Kinrooi), quinquet: keͅnkē (Kinrooi) | lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
33508 | peul, dop (znw) | schaal: šāl (Kinrooi) | [Goossens 1b (1960)] I-7 |
33522 | peulen, doppen (ww.) | uitdoen: u.dō.n (Kinrooi), udou̯n (Kinrooi) | [Goossens 1b (1960)] [ZND B2 (1940sq)] I-7 |
33569 | peulerwten | schaalerwten: šāleͅ.rtə (Kinrooi) | [Goossens 1b (1960)] I-7 |
20815 | peulvruchten doppen | bonen uitdoen: būənə ut˂dou̯n (Kinrooi), erwten uitdoen: ɛrtə ut˂dou̯n (Kinrooi) | doppen, peulen (erwten of bonen uit de pel doen) [ZND B2 (1940sq)] III-2-3 |
24224 | piepen | piepen: pīpǝ (Kinrooi) | Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.] I-12 |