17641 |
ruggenwervel |
wervel:
weͅrvəl (L369p Kinrooi)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
33989 |
rugnet |
vliegennet:
[vliegennet] (L369p Kinrooi)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|
24240 |
rui |
rui:
rui (L369p Kinrooi)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-4-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
rieke (L369p Kinrooi),
ruke (L369p Kinrooi),
ry(3)̄kə (L369p Kinrooi),
snuffelen:
snuffele (L369p Kinrooi)
|
Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] || ruiken [N 10b (1961)]
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
tuisen:
toese (L369p Kinrooi),
tŭsə (L369p Kinrooi)
|
het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden] [N 112 (2006)] || Tuischen. [ZND m]
III-3-2
|
33750 |
ruin |
ruin:
rȳn (L369p Kinrooi)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
17885 |
ruk |
snok:
snok (L369p Kinrooi, ...
L369p Kinrooi)
|
Ruk: snelle, korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snok, roets) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
horzel
ō.stəl (L369p Kinrooi)
|
insect III [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
angel:
a.ŋəl (L369p Kinrooi)
|
worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
20691 |
runderlapjes |
rindslapjes:
Syst. Veldeke
rinslepkes (L369p Kinrooi)
|
Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|