22346 |
sneeuwbal |
sneeuwbal:
snieëbel goeëje (L369p Kinrooi)
|
met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
25192 |
sneeuwbui |
bui sneeuw:
buij (L369p Kinrooi),
buj (L369p Kinrooi),
sneeuwbijs:
sneeuwbies.
snīəbīs (L369p Kinrooi)
|
sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
snījə (L369p Kinrooi, ...
L369p Kinrooi),
snīə (L369p Kinrooi),
’t snietj (L369p Kinrooi)
|
sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] || sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
snīē (L369p Kinrooi),
sneeuw.
snīə (L369p Kinrooi)
|
sneeuw [RND] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
30940 |
snijmes |
snijmes:
snijmɛs (L369p Kinrooi),
trekmes:
trękmɛs (L369p Kinrooi)
|
Lang mes met een recht blad en twee, vaak bolvormige, handvatten. Zie ook afb. 209. Het snijmes wordt gebruikt door diverse houtbewerkers zoals de timmerman, de stoeldraaier, de kuiper en de wagenmaker. De kuiper bewerkt er vooral de buitenkant van duigen mee, maar hij vormt er vaak ook de schuine buitenrand mee aan een vatbodem. Vgl. de woordtypen bodemmes en bodemsnijmes. De wagenmaker snijdt er spaken voor karwielen mee. Het eerste lid in het woordtype speekmes verwijst daarnaar. [N E, 13b; N E, 15; N E, 41; N G, 11a; N 33, 272; N 47, 12a; N 53, 76; A 32, 6; monogr.]
II-12
|
18134 |
snijwonde |
jaap:
jaap (L369p Kinrooi),
snee:
sneej (L369p Kinrooi),
sné:j (L369p Kinrooi)
|
Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (snee, krab, krets, vats, sleuf, kreeuw, vil, slip). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
19040 |
snikken |
snikken:
snekə (L369p Kinrooi),
snoffen:
snofə (L369p Kinrooi)
|
snikken [snoffe] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
20590 |
snoepen |
snoepen:
snupə (L369p Kinrooi)
|
snoepen [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|
33996 |
snoer |
snoer:
snōr (L369p Kinrooi)
|
Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.]
I-10
|
34510 |
snot |
snot:
snot (L369p Kinrooi)
|
Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|