33979 |
stijgbeugels |
stijgbeugels:
stibø̄.gǝls (L369p Kinrooi)
|
Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b]
I-10
|
18014 |
stikken |
stikken:
stikke (L369p Kinrooi),
Vroeger: [verstéke].
stékə (L369p Kinrooi)
|
Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)]
III-1-2
|
34018 |
stilstaan |
ho:
hō (L369p Kinrooi),
hou:
hou̯ (L369p Kinrooi)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
17738 |
stinken |
ruiken:
ruke (L369p Kinrooi),
stinken:
stēŋkø (L369p Kinrooi),
stinke (L369p Kinrooi),
štēŋkø (L369p Kinrooi)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken , muffen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
19430 |
stof afnemen |
stof vegen:
stō.f˃v‧ēͅgə (L369p Kinrooi)
|
Stof afnemen (stoffen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19659 |
stofblik |
blik:
blik (L369p Kinrooi),
vuilblik:
voelblik (L369p Kinrooi)
|
Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)]
III-2-1
|
19559 |
stolp |
kaasstolp:
kiësstölp (L369p Kinrooi),
kīəsstøͅlp (L369p Kinrooi)
|
kaasstolp [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34075 |
stomphoorns |
brokkelhoorns:
(enk)
brǫkǝlhōrǝ (L369p Kinrooi)
|
Afgebrokkelde of slecht ontwikkelde hoorns. [N 3A, 106c]
I-11
|
20641 |
stoofvlees, zuurvlees |
rundsstoofsel:
Syst. Frings (?)
rundsstoofsel (L369p Kinrooi)
|
Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
31626 |
stoot |
stoot:
styǝtǝ (L369p Kinrooi)
|
Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.]
II-11
|