e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stro binden opbinden: opbinden (Kinrooi) Het uitgedorste stro wordt tot bussels samengebonden.Vergelijk ook het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). Opgaven van het type "bussels maken" zijn hier niet opgenomen; het zelfstandig naamwoord is in het lemma ''bussel uitgedorst stro'' (6.1.27) opgenomen. [N 14, 25 en 28; monogr.] I-4
stroef sleeuw: slīə (Kinrooi) Stroef, gezegd van de tanden (b.v. na het eten van een zure appel) [N 10B (zj)] III-2-3
strohalm struu: stryǝ (Kinrooi) In dit lemma staan de opgaven bijeen die uitdrukkelijk op de gedroogde halm slaan en voor zover deze afwijken van het algemene woord voor halm in het vorige lemma. Zie de toelichting bij het vorige lemma. Zie echter vooral de lemma''s 6.1.24 - 6.1.27 over stro. [N P, 4b; L 25, 15; monogr.; add. uit JG 1a, 1b; S 12; Wi 13] I-4
stronk, boomstronk stokboks: stukbou̯ks (Kinrooi) Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.] I-8
strontje wenderik: wjindrik (Kinrooi) zweertje op ooglid [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
strontvlieg strontvlieg: strôntjvleeg (Kinrooi) strontvlieg: Kent u in uw dialect een woord om een soort van okergele vlieg aan te duiden die op uitwerpselen zit? [N100 (1997)] III-4-2
strooisel in de potstal dennenspangen: dɛnǝspaŋǝ (Kinrooi), lappen: lapǝ (Kinrooi), lover: lou̯.vǝr (Kinrooi), opschaarsel: opšarsǝl (Kinrooi), rissen: (enk)  ręs (Kinrooi), strooisel: strø̄sǝl (Kinrooi), strø̜̄sǝl (Kinrooi), strø̜sǝl (Kinrooi), strouwding: strau̯dęŋ (Kinrooi) Een potstal is een ouderwetse stal met als belangrijkste functie het winnen van mest (zie ook het lemma ''potstal'' in wld I.6 blz. 31-32). Over de mest heen werd strooisel gespreid, zodat de koeien steeds hoger kwamen te staan en de stal vol mest raakte. Als strooisel werd van alles gebruikt: in de zon gedroogde graszoden, dennennaalden, stro, gedroogde bladeren, heiplaggen, turf(molm), zaagmeel. [N 11, 13a; N 11, 13b; N 11, 13c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11
strooisel keren verlijken: vǝrlī.kǝ (Kinrooi) Strooisel in de potstal keren. [JG 1a, 1b, 2c] I-11
strooisel spreiden strouwen: strou̯ǝ (Kinrooi) Het verspreiden van het strooisel onder het vee. [JG 1a, 1b; RND 10, 51] I-11
strooiselvlaai greumeltjesvlaai: Syst. Veldeke  greumelkesflaaj (Kinrooi), knobbeltjesvlaai: Syst. Frings (?)  knøͅbəlkəs˃vlāi̯ (Kinrooi), suikervlaai: Syst. Frings (?)  sou̯kərvlāi̯ (Kinrooi) Vla bedekt met een droog mengsel van boter, basterdsuiker en meel (greumelkeskoek, struiselkoek?) [N 16 (1962)] III-2-3