id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34300 | troep biggen in het algemeen | nest: nē̜st (Kinrooi) | In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.] I-12 |
34464 | troep kippen | klocht: kloxt (Kinrooi) | Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.] I-12 |
22394 | troeven | troeven: troeve (Kinrooi) | met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden] [N 112 (2006)] III-3-2 |
19982 | trom | trom: troͅm (Kinrooi), kleine u bovenaan achter de o troum (Kinrooi) | Trommel. [ZND B2 (1940sq)] III-3-2 |
34198 | trommelzucht | opgestijfd (volt. deelw.): ǫpxǝstīft (Kinrooi) | Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11 |
22672 | trompet | clairon (fr.): klaerao (Kinrooi), trompet: trómpèt (Kinrooi) | het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet] [N 112 (2006)] III-3-2 |
33595 | tros vruchten | tros: tros (Kinrooi) | tros [ZND 32 (1939)] I-7 |
33959 | trossen | poezen: pūzǝ (Kinrooi), (enk) pūs (Kinrooi) | Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10 |
20384 | trouwen | trouwen: trouwe (Kinrooi) | door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 115 (2003)] III-2-2 |
18083 | tuberculose | longkanker: longkanker (Kinrooi), t.b.c.: t.b.c. (Kinrooi), tering: tering (Kinrooi), tē:riŋ (Kinrooi) | Een besmettelijke ziekte die ontstaat doordat tuberkelbacteriën in het lichaam van het dier geraken. De besmetting kan op verschillde wijzen gebeuren: direct, doordat de smetstof met de ingeademde lucht of het opgenomen voedsel van lijders aan tuberculose belandt in het lichaam van gezonde stalgenoten; indirect, doordat de smetstof via zuivelfabrieken met de melk van het ene bedrijf op het andere terechtkomt. Het is een slepende ziekte. Zie ook het lemma ''tuberculose'' in wbd I.3, blz. 483.' [N 3A, 85a; N 52, 17a; A 48A, 30a] || Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, tbc, teebee). [N 107 (2001)] I-11, III-1-2 |