24557 |
wilg (alg.) |
wijde:
(omgespeld ps. vragen!
weə (wie) (L369p Kinrooi),
wijdenboom:
wieëboam (L369p Kinrooi)
|
de wilg [Lk 6 (1953)]
III-4-3
|
26176 |
windborden |
stormplanken:
stǫrǝmplɛŋk (L369p Kinrooi
[(id)]
)
|
De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35]
II-3
|
25160 |
winderig weer |
geblaaster:
geblaaster.
gəblāstər (L369p Kinrooi)
|
winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25209 |
windhoos |
houwmouw:
hauwmauw.
(h)auwmauw (L369p Kinrooi)
|
klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
26064 |
windluiken, waterdeuren |
waterdeuren:
waterdeuren (L369p Kinrooi)
|
De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60]
II-3
|
25958 |
windmolen |
windmolen:
wenjtj[molen] (L369p Kinrooi)
|
Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.]
II-3
|
26021 |
windpeluw |
windpeluw:
windpeluw (L369p Kinrooi)
|
De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.]
II-3
|
33832 |
windzuiger |
windhapper:
węi̯.njthapǝr (L369p Kinrooi),
windzuiker:
wei̯.njtj˲zȳ.kǝr (L369p Kinrooi)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
21778 |
winkel drijven |
een zaak hebben:
ein zaak höbbe (L369p Kinrooi)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
wēŋkəlo:k (L369p Kinrooi),
wìnkelhaok (L369p Kinrooi)
|
Winkelhaak. Een rechthoekige scheur in een kledingstuk. [N 114 (2002)]
III-1-3
|