20713 |
boterham (kinderwoord) |
bam:
Syst. Veldeke
bam (L369p Kinrooi),
bammetje:
Syst. Veldeke
bammeke (L369p Kinrooi),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
bammeke (L369p Kinrooi),
boo:
Syst. Frings (?)
bō (L369p Kinrooi),
boo-tje:
Syst. Veldeke
boke (L369p Kinrooi)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] || Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20716 |
boterham met kaas |
kazenboterham:
Syst. Frings (?)
kīəzəbōtəram (L369p Kinrooi),
Syst. Veldeke
kiëzebootram (L369p Kinrooi)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
boterham met vet:
Syst. Veldeke
bootram mèt vèt (L369p Kinrooi)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
half en half:
Syst. Veldeke
half en half (L369p Kinrooi),
half om half:
Syst. Frings (?)
(h)alf ou̯m (h)alf (L369p Kinrooi)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34248 |
boterkuip |
boterteil:
bōtǝrtęi̯lj (L369p Kinrooi)
|
Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c]
I-11
|
19551 |
boterlepel |
boterlepel:
bōtərlēpəl (L369p Kinrooi),
boterspaan:
bōtərspān (L369p Kinrooi)
|
lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19549 |
boterpot |
boterpot:
bōtərpot (L369p Kinrooi)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19517 |
botervlootje |
boterpot:
boterpot (L369p Kinrooi),
bōtərpot (L369p Kinrooi),
boterpotje:
boterpötje (L369p Kinrooi)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32948 |
botteriken |
botteriken:
bǫtǝrekǝ (L369p Kinrooi)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
33644 |
bouwland |
land:
lanjtj (L369p Kinrooi),
veld:
fɛltj (L369p Kinrooi),
vę.ljtš (L369p Kinrooi),
vęljtj (L369p Kinrooi)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|