e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

Gevonden: 2913
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenbeen voorpoot: vø̄rpūǝt (Kinrooi) Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3] I-9
bovenbonkelaar bonkelaar: boŋkǝlę̄r (Kinrooi) De bonkelaar aan de bovenzijde van de koning dat bij sommige Hollandse molens de wieg vervangt. [N O, 50g; Sch 39a; A 42A, 103; monogr.; A 42A, 11; A 42A, 11 add.] II-3
bovenboom deklat: dęklat (Kinrooi), dekplank: dękplaŋk (Kinrooi) De balk of lat die de zijwand in de lengte van de karbak aan de bovenkant afsluit. Zie ook afb. 198.3 en het lemma ɛzijwandɛ in wld I.13, pag. 24 e.v.' [N G, 60c] II-12
bovendeel van de rug nek: bī vādər opə nak zetə (Kinrooi), poepernekje: pupərnaekskə zetə (Kinrooi) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-1
bovenlip bovenlip: bovelup (Kinrooi), bōvəlyp (Kinrooi) bovenlip [N 10b (1961)] || Bovenlip (bovenlip, bovenste lip) [N 106 (2001)] III-1-1
bovenring overring: overring (Kinrooi), rolring: rolring (Kinrooi) De houten ring aan de onderzijde van de molenkap die op de kruirollen rust of draait. Evenals de onderring is de bovenring soms geheel of gedeeltelijk beslagen met staalplaat om te voorkomen dat de kruirollen het hout ervan beschadigen. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53f; A 42A, 106] II-3
bovensluiting van de houten gierton stop: stop (Kinrooi) De vulopening van de oude houten gierton werd afgesloten met een deksel of een stop. Als stop diende ook wel een bezem, al dan niet met zakkenstof omwikkeld (L 359, 362, 365, 371), een stuk hout (L 265b), een biet (Q 90), een strowis (Q 89, 194, 240), een prop van lompen (Q 84) of van een oude zak gemaakt (L 192a, 265b). Vaak sloot men de vulopening af door er een oude zak overheen te leggen (L 209, 216, 246, 292, 362, 369, 418, P 175, 179, 195, 223, 224, Q 89, 159, 179, 194) of door de trechter op de ton te laten staan (P 49) en daar iets in te leggen (L 216) of er een zak overheen te spreiden (L 366, P 219, Q 174, 175, 178, 188). Om morsen te voorkomen wikkelde men om de stop een stuk zak (P 188, Q 181, 191, 192), een lomp (Q 116) of een strowis (Q 192). Een groot aantal van de hieronder volgende termen treft men ook in het volgende lemma aan. Het zijn vaak benamingen voor (een van beide) stoppen van een houten ton in het algemeen. [JG 1a + 1b; N 11A, 53d; monogr.] I-1
bovenste handvat (bovenste, bovelste, lange, grote, achterste) kruk: krø̜k (Kinrooi) Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
bovenste handvat van de heizicht handvat: handvat (Kinrooi) Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77 c; I, 26d] II-4
box looprek: Verklw. looprèkske  looprèk (Kinrooi) toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 115 (2003)] III-2-2