33916 |
dempig |
dempig:
dɛ.mpex (L369p Kinrooi),
longscheutig:
loŋšø̄tex (L369p Kinrooi)
|
Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6]
I-9
|
28511 |
derdeling |
derdeling:
dørdjǝleŋ (L369p Kinrooi)
|
Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
18291 |
deuk in een hoed |
dumpel:
dumpel (L369p Kinrooi)
|
een deuk [ZND 33 (1940)]
III-1-3
|
19684 |
deur |
deur:
dø̄r (L369p Kinrooi)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
19372 |
deurknop, deurklink |
deurklink:
dø̄.rkle.ŋk (L369p Kinrooi),
klink:
kle.ŋk (L369p Kinrooi)
|
Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21493 |
deurwaarder |
huissier (fr.):
huusseer (L369p Kinrooi)
|
deurwaarder [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ān dǝ šīt (L369p Kinrooi),
dunne, de -:
aan de dunne (L369p Kinrooi),
schijt:
aan de sjiet (L369p Kinrooi),
aanesjiet (L369p Kinrooi)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (prutsj, loperij, aan de schiet, dunne, weke). [N 107 (2001)]
I-11, III-1-2
|
21310 |
dief |
dief:
dēf (L369p Kinrooi)
|
dief [ZND m]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (L369p Kinrooi)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
19087 |
diepzinnig |
diepzinnig:
hè is deepzinnig (L369p Kinrooi)
|
Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|