19423 |
fakkel |
fakkel:
f‧akəl (L369p Kinrooi)
|
In een licht ontvlambare stof gedrenkt stuk hout als verlichtingsmiddel (fakkel, toorts, askel, lont) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22485 |
fakkeloptocht |
fakkelstoet:
fakkelstoet (L369p Kinrooi)
|
een optocht s avonds of s nachts waarbij fakkels meegedragen worden [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20172 |
familie |
stam:
stam (L369p Kinrooi)
|
het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
22664 |
fanfare |
fanfare:
fómfaar (L369p Kinrooi)
|
een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24144 |
fazant |
fazant:
fəzantj (L369p Kinrooi)
|
fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22432 |
feesten |
feesten:
fieëste (L369p Kinrooi)
|
een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
25170 |
fijne hagel |
fijne hagel:
fijne hagel.
fīnə (h)āgəl (L369p Kinrooi)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33837 |
fijngebouwd |
fijn:
fīn (L369p Kinrooi)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|
34242 |
filter in de melkzeef |
zijdoek:
zidou̯k (L369p Kinrooi),
zijlap:
zīǝlap (L369p Kinrooi)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
24145 |
fitis |
ovenmakertje:
ōvəmēͅkərkə (L369p Kinrooi)
|
fitis (11 talrijk in boompjes en struiken; zang zacht en zoetvloeiend [N 09 (1961)]
III-4-1
|