19446 |
gazon |
gazon:
gaz‧oͅn (L369p Kinrooi)
|
Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20742 |
gebakje |
pat-tje:
Syst. Frings (?)
patēkə (L369p Kinrooi),
Syst. Veldeke
pateeke (L369p Kinrooi),
taartje:
Syst. Frings (?)
taartje (L369p Kinrooi)
|
Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20683 |
gebakken aardappelen |
aardappelen in de pan:
Syst. Frings (?)
ɛ̄rpəl en də pan (L369p Kinrooi),
aardappelenschuifjes:
Syst. Veldeke
èerpelesjuufkes (L369p Kinrooi)
|
In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17623 |
gebit |
gebeet:
gǝbē.t (L369p Kinrooi)
|
Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b]
I-9
|
22513 |
geboortefeest |
geboortefeestje:
geboortefieëstje (L369p Kinrooi)
|
het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20182 |
geboren worden |
geboren werden:
gebore waere (L369p Kinrooi)
|
Geboren worden (jong zijn). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
22437 |
gebruiken met driekoningen |
koningshaan:
Jongens.
keuningshaan (L369p Kinrooi),
koningspul:
Meisjes.
keuningspöl (L369p Kinrooi)
|
de naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17546 |
gedrongen postuur |
gestuikt:
gəstūkt (L369p Kinrooi)
|
klein van gestalte [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33915 |
gedrukt |
(ze is) open:
ōpǝ (L369p Kinrooi)
|
Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b]
I-9
|
24150 |
geelgors |
gele schrijver:
gēͅlə šrīvər (L369p Kinrooi)
|
geelgors (16,5 bruine stuit; man heeft meer of minder geel aan kop en borst; hele jaar overal buiten stad en dorp te zien; ook veel op trek; bekraste eitjes; roep [tsp]; zang eenvoudig [ti-ti-ti-ti-...du]; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|